• Construeren een nieuwe vorm wordt samengesteld uit losse onderdelen of objecten
• Groeperen en rangschikken door selectie van rangschikken van verwante objecten kunnen reeksen of groepen ontstaan
• Herhaling, ritme en patroon de ritmische structuur geeft ons oog de mogelijkheid om te springen en speels door het visuele veld te bewegen
• Kader als uitsnede het kader waarop geschilderd wordt is opgevat als een raam
• Rust - voornamelijk horizontaal en verticaal - grote samenhangende vormen - symmetrie en balans in de opbouw
• Stileren, spiegelen en roteren met de compositie wordt de uiteindelijke betekenis van het beeld bepaald.
• Suggestie van beweging
• Versiering ornament beide hebben de zelfde esthetische functie: verfraaiing
• Werkelijke beweging wordt mogelijk door het inbouwen van een scharnier en/of- draaipunt

• Basiskleuren en mengen optisch mengen is mengen met je ogen ( pointillisme )
• Beleving vrolijke kleuren
• Betekenis en symboliek dit is vaak ook cultuurgebonden
• Functie schutkleuren, herkenningsfunctie waarschuwingsfunctie
• Kleur nuances en - contrasten
• Kleur systematiek
• Kleureigenschappen kleur Toon, Kleur Helderheid en Kleur Verzadiging
• Lichtinval de lichtbron is van doorslaggevende betekenis in de wijze waarop de omgeving te zien is. die geeft licht intensiteit ,een kwaliteit en een richting.
• Toonwaarde kleurvlakken worden vertaald in gradaties van grijs

De drie elementen en het licht. Klei en gaas

• Grootteverschil
• Kleur en textuur
• Lichtval
• Overlapping
• Ruimte innemen Het zichtbare gewicht speelt een belangrijke rol
• Ruimtelijk doorsteken een ruimdoorstekend werkstuk wordt gekenmerkt door grote efficiëntie in materiaal gebruik en boeiende richting verschillen van de onderdelen
• Ruimtelijk omvatten Deze objecten zijn hol
• Standpunt

• De weergave van het oppervlak stofuitdrukking = de aard van het oppervlak weergeven of suggereren
• Huid en de geleding oppervlak textuur kan ons iet vertellen over de materie waar het object van gemaakt is, hoe de vorm tot stand is gekomen, opbouw en structuur van objecten

• Contour en lijn de buitenste begrenzing van een vorm heet een contour
• Figuur en restvorm een duidelijke restvorm maakt een figuur helderder
• Ruimte doorstekende vormen ruimte wordt op lineaire wijze doorstoken
• Ruimte omvatttende vormen deze vormen zijn hol
• Ruimtelijk karakter materie bezit massa, en neemt ruimte/volume in.
• Vormsoorten als objecten voldoende overeenkomstige visuele kenmerken bezitten, kunnen we ze gaan groeperen op : - wijze van ontstaan -verschijningsvormen - de functie - het geen dat ze uitdrukken